Prinsjesdag 2012: Vitaliteitspakket
29-09-2011Gedurende deze blokkeringstermijn geldt er in box 3 voor gespaard vermogen
in het kader van een spaarloonregeling een extra vrijstelling. Deze vrijstelling
vervalt
per 1 januari 2016. Volgens de Memorie van Toelichting kan in 2013 het
opgebouwde vermogen eenmalig zonder fiscale gevolgen worden opgenomen.
De vrijstelling in box 3 gaat na opname verloren. Als het geld op de geblokkeerde
rekening blijft staan, blijft voor dat bedrag de extra vrijstelling in
box 3 behouden. De bestaande deblokkeringsmogelijkheden blijven hiervoor
nog gelden.
Afschaffing levensloop
De levensloopregeling wordt per 2012 afgeschaft. De regeling wordt in 2012
nog open gehouden voor deelnemers die eind 2011 een positief saldo op hun
rekening hebben staan. Vanaf 2013 blijft de regeling alleen gelden voor
deelnemers die al 58 jaar zijn. Deze leeftijdsgroep houdt de huidige levensloopregeling.
In 2019 worden de jongste deelnemers 65 jaar en eindigt daarmee de overgangsregeling.
Bij AOW,
arbeidspensioen en arbeidsparticipatie wordt hier nader op ingegaan. Het
is mogelijk om in 2013 het levenslooptegoed geruisloos om te zetten in
vitaliteitssparen. Door de omzetting is het niet meer toegestaan om aan
de levensloopregeling mee te doen, omdat de beide regelingen niet naast
elkaar mogen bestaan. Als het levensloopsaldo niet omgezet wordt in vitaliteitssparen,
wordt het saldo onder inhouding van loonheffing in één keer uitbetaald
aan de deelnemer. Bij de uitbetaling wordt de levensloopverlofkorting verrekend.
Als aanvulling op hetgeen hierover in het Belastingplan wordt aangekondigd,
heeft minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan
de Tweede Kamer over het Pensioenakkoord aangekondigd dat deelnemers die
op 31
december 2012 ten minste € 3.000 op hun levenslooprekening hebben staan,
door mogen gaan met de levensloopregeling.
Vitaliteitssparen
Ter vervanging van spaarloon en levensloop wordt met ingang van 2013 vitaliteitssparen
geïntroduceerd. Deze faciliteit gaat niet via de loonbelasting lopen, maar
komt in de inkomstenbelasting. Daardoor kunnen niet alleen werknemers,
maar ook ondernemers en ZZP-ers hier gebruik van maken. Stortingen in de
regeling zijn fiscaal aftrekbaar in box 1. Bij opname moet over het opgenomen
bedrag belasting betaald worden. De opgebouwde bedragen in de regeling
worden niet belast in box 3. Bij vitaliteitssparen kan gekozen worden uit
één van de volgende drie vormen:
a. de spaarrekening (bank)
b. de spaarverzekering (verzekeraar)
c. het spaarrecht van deelneming (beleggingsinstelling)
Deze drie vormen komen overeen met de drie vormen die ook voor de huidige
levensloopregeling zijn toegestaan. Voor vitaliteitssparen is een schriftelijke
overeenkomst nodig tussen de belastingplichtige en één van de toegelaten
aanbieders. De in de regeling ingelegde bedragen en de behaalde rendementen
kunnen uitsluitend toekomen aan de belastingplichtige die de bedragen heeft
ingelegd. Om die reden mag de vitaliteitsspaarrekening alleen op naam van
de belastingplichtige staan. Bij de vitaliteitsspaarverzekering mogen de
uitkeringen bij leven alleen aan de belastingplichtige toekomen. Bij het
vitaliteitsspaarrecht van deelneming kunnen de rechten van deelneming slechts
aan de belastingplichtige toekomen. Mocht er toch tot wijziging worden
overgegaan dan wordt dit behandeld als belastbaar voordeel uit vitaliteitssparen.
Bij overlijden van de belastingplichtige wordt het belastbare voordeel
uit vitaliteitssparen nog bij de belastingplichtige belast. Inkomensoverheveling
naar een ander via vitaliteitssparen is niet mogelijk.
Voor de vitaliteitsspaarrekening, de vitaliteitsspaarverzekering en het
vitaliteitsspaarrecht van deelneming geldt dat de opbrengsten en rendementen
moeten worden bijgeschreven op de rekening, moeten worden aangewend voor
een verhoging van het verzekerde kapitaal of moeten worden aangewend ter
verwerving van vitaliteitsspaarrechten van deelneming. Niet voldoen aan
deze voorwaarde leidt eveneens tot belastingheffing. Jaarlijks kan maximaal
een bedrag van € 5.000 gespaard worden. In totaal mag er € 20.000 op de
rekening staan. Bedragen die tussendoor worden opgenomen, kunnen later
weer aangevuld worden. De aanwending van een vitaliteitsspaartegoed is
niet beperkt tot bepaalde doelen, zoals bijvoorbeeld bij de levensloopregeling
het geval is. De opgebouwde voorziening is in beginsel vrij opneembaar.
Vanaf 62 jarige leeftijd geldt een opnamebeperking van € 10.000 per jaar.
Hierdoor is vervroegde (deeltijd-)pensionering binnen zekere grenzen mogelijk.
Het totale tegoed moet uiterlijk voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd
opgenomen zijn, anders moet er op dat moment tegen het 65-min-tarief worden
afgerekend.
(bron: ASR Verzekeringen)
Terug